Om hun kosten te drukken en waarde te creëren voor hun aandeelhouders hebben een aantal multinationals een deel tot het geheel van hun productielijnen naar Azië verplaatst. Vaak met de vinger gewezen als oorzaak van de stijging van werkeloosheid in de westerse landen lijkt dit verschijnsel toch buiten adem te raken. De reden is vrij simpel: onder de streep levert een delokalisatie op de lange termijn niet langer de gewenste besparingen op. Verschillende tendensen tonen dit aan.
Het thema van delokalisatie werd ruim besproken in de Franse media toen Arnaud Montebourg tussen 2012 en 2014 eerste Minister van Economie werd. In 2010 maakte hij er zijn stokpaardje van, in navolging van het aannemen van de zgn. steun voor de herindustrialisatie, die verondersteld werd Franse bedrijven aan te moedigen om een deel van hun productielijnen te repatriëren.
In Frankrijk heeft de terugkeer van enkele grote ketens weliswaar voor veel ophef gezorgd (Rossignol ski’s, Le Coq Sportif, Atol opticiens, Kindy sokken, Smoby en Meccano speelgoed). Buiten de symbolische kracht blijft dit fenomeen echter nog marginaal. Nochtans zou het al in de komende jaren een nog betekenisvollere tendens aankondigen.
De Franse economist en professor aan de Université Paris Dauphine, El Mouhoub Mouhoud bestudeert delokalistie en merkt een gelijkaardig fenomeen op in Duitsland (auto, rubber, plastic, textiel, chemie, elektronica) en in de Verenigde Staten, al lang voor Donald Trump’s verkiezing.
Verschillende factoren blijken inderdaad het verval van delokalisatie aan te kondigen.
1. De stijging van de salarissen in China
Tussen 2005 en 2016 is het gemiddelde salaris van een Chinese arbeider met 300% gestegen, gaande van 1,2 naar 3,6 dollar. Chinese arbeiders worden tegenwoordig beter betaald dan hun Braziliaanse (2,7 $) of Mexicaanse (2,1 $) tegenhangers. Het gemiddelde salaris van Chinese arbeiders staat tegenwoordig gelijk met Zuid-Afrika en staat nog maar 20% onder het gemiddelde salaris van een Portugese arbeider!
Met andere woorden rechtvaardigt het argument van salariskosten op zichzelf niet een verplaatsing van de productie.
2. De kost van het transport
http://unctad.org/en/Pages/PressRelease.aspx?OriginalVersionID=274
Volgens een studie uit de VN-conferentie inzake handel en ontwikkeling (UNCTAD) woog de kost voor het transport van goederen naar de ontwikkelde landen tussen 2005 en 2014 meer dan 6,8% van de totale waarde van de ingevoerde goederen. Er is sprake van een dalende tendens (tussen 1985 en 1994 bereikte deze kost 9,5% van de waarde van de ingevoerde goederen) maar deze kost wordt een steeds zwaardere last sinds de financiële crisis van 2008.
Als gevolg wordt de kost van het transport van de goederen in acht genomen tijdens de keuze van de vestiging van een productie-eenheid. Bedrijven zijn op zoek naar het verminderen van de afstand tussen hun doelmarkten en hun fabrieken. Een schoolvoorbeeld van dit fenomeen: verschillende merken van Aziatische auto’s zetten bij ons de wagens voor de Europese markt in elkaar. Dit is met name het geval voor Kia in Slovakije of Toyota in Frankrijk.
3. Natuurrampen
http://www.unisdr.org/2015/docs/climatechange/COP21_WeatherDisastersReport_2015_FINAL.pdf
In november 2015 heeft de Verenigde Naties een rapport gepubliceerd omtrent de inperking van het risico op natuurrampen. Het document is heel duidelijk: tussen 1995 en 2015 werd China door het meest aantal natuurrampen getroffen (441), nog voor India (288), de Filippijnen (274) en Indonesië (163). Gedurende deze periode is er meer dan 1.891 miljard dollar in rook opgegaan vanwege natuurrampen.
Volgens de analyse van de bank ANZ hebben de overstromingen van 2016 in China de industriële productie van de gehele economische regio van de Yangtze rivier getroffen en zouden deels de ondermaatse economische prestatie tijdens het tweede semester van 2016 verklaren. Hetzelfde in 2017: nieuwe overstromingen dwongen de overheden om de activiteiten van twee van de grootste stuwdammen van het land te verminderen. De onkosten van deze weersomstandigheden bedragen inmiddels al 3 miljard euro.
4. Politieke en sociale onrust
Landen als Brazilië, of zelfs dichter bij huis zoals Roemenië zijn onlangs het toneel geweest van massale demonstraties die in staat waren om de gehele economische activiteit van een land lam te leggen, of zelfs om een val van een bewind te bevorderen. Echter betekent de investering in een productielijn een enorme kost die op lang termijn afgeschreven wordt en die een zekere politieke, economische, sociale en fiscale stabiliteit vraagt.
5. De kwaliteit van de producten
Volgens El Mouhoub Mouhoud zijn er tal van Franse bedrijven, die hun productielijnen hebben verplaatst, ontevreden over de kwaliteit van de heringevoerde eindproducten en diensten, nadat de assemblage verplaatst werd. Sommige gedelokaliseerde fabrieken worden daarom regelmatig verdacht van plagiaat of namaak.
De robotisering en 3D printing zouden overigens het einde van delokalisatie kunnen betekenen. Daar is in ieder geval de jonge Franse bedrijfsleider Raphaël Gorgé, voorzitter van de Gorgé groep en eigenaar van de printer leverancier 3D Prodways, vast van overtuigd. Terwijl zijn concurrenten zware verliezen te verduren hebben door zich te richten op de particuliere markt, heeft Prodways er een glansrijke beursintroductie opzitten door zich uitsluitend te richten op de B2B markt. De intuïtie van de bedrijfsleider zou weleens de sleutel tot succes kunnen zijn: in plaats van hun onderdelen in gedelokaliseerde fabrieken te vervaardigen kunnen bedrijven tegenwoordig gebruik maken van 3D printers en hun personeel toewijzen aan meer specifieke opdrachten.
En dus, gelooft u ook in het einde van delokalisatie?